Diderik Batens
Argumenten herkennen


[Terug]   Vak Wijsbegeerte, Vak Logica , Diderik Batens , Centrum voor Logica en Wijsbegeerte van de Wetenschappen , Vakgroep Wijsbegeerte-Moraalwetenschap , Universiteit Gent   [uw commentaar]

Om wat volgt te begrijpen moet u het Logicaboek minstens tot en met afdeling 3 hebben verwerkt.

  1. Redeneringen en argumenten
  2. Argumenten voor argumenten
  3. Argumenten tegenover verklaringen, oorzaken, en dergelijke
  4. Argumenten in teksten
  5. Een argument volgens wie?
  6. Woorden die op argumenten wijzen
  7. Verzwegen premissen
  8. Verzwegen besluiten
  9. Hoe goed is een argument?

[Top] [hier]     [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Redeneringen en argumenten

Redeneren is een activiteit. Het resultaat ervan is een reeks van beweringen die tot een bepaald besluit leiden. Dat resultaat noemen we een redenering. Voor het belang van redeneren verwijzen we naar het handboek.

Wanneer een redenering geen nutteloze stappen bevat, dan staat elke bewering A van de redenering in een logisch verband met andere beweringen ervan. A vormt (een onderdeel van) een argument voor een andere bewering, of andere beweringen vormen een argument voor A.
Beweringen die in een redenering voorkomen, maar waarvoor in die redenering geen argumenten worden gegeven, noemen we premissen van de redenering. Wanneer ze niet overbodig zijn, fungeren ze als argumenten voor andere beweringen in de redenering.

Met een argument voor A bedoelen we hier een of meer beweringen die A ondersteunen, met andere woorden, die een reden vormen om A te aanvaarden. Optimale ondersteuning wordt vanzelfsprekend geboden door een (correcte) deductieve inferentie – in dat geval volgt A deductief uit B en C. Dikwijls moeten we het echter stellen met zwakkere argumenten – met argumenten die hun conclusie minder sterk ondersteunen dan dit bij een correcte deductieve inferentie het geval is.

De vraag of A een argument vormt voor B staat los van de vraag of A zelf aanvaardbaar is. Met andere woorden, men moet een onderscheid maken tussen de vraag of A meer of minder sterk B ondersteunt en de vraag of A zelf geloofwaardig is. Dit onderscheid is belangrijk omdat het ons toelaat te beoordelen of mensen die met onze mening niet delen, al dan niet rationeel zijn. Rationele mensen hebben redenen voor hun opvattingen, maar niet alle redelijke mensen hebben dezelfde opvattingen. Door discussie kunnen rationele mensen hun opvattingen verbeteren. Een discussie stelt hen namelijk in staat hun eigen redenen kritisch te bekijken.
Een discussie met irrationele mensen heeft geen zin. Zij hebben geen behoefte aan redenen voor hun opvattingen. Zij houden strak aan hun opvattingen vast en trachten anderen te overreden en niet te overtuigen.

In verband met discussie spreekt men dikwijls van argumenten voor en tegen een bepaalde stelling – men gebruikt meestal de Latijnse voorzetsels pro en contra. Argumenten pro ondersteunen de stelling, argumenten contra ondermijnen ze.
Argumenten pro en contra komen ook voor buiten discussies. Wanneer een persoon (of groep) een beslissing moet nemen, dan worden dikwijls de argumenten voor en tegen de verschillende mogelijke beslissingen tegen elkaar afgewogen.

Het is erg belangrijk om argumenten te leren herkennen. Men kan dit onder meer leren door betogende teksten – teksten waarin voor een stelling wordt geargumenteerd – te leren analyseren. Deze pagina is bedoeld om u daarbij kan helpen.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Argumenten voor argumenten

De volgende redenering bevat argumenten voor beweringen die op hun beurt argumenten zijn voor andere beweringen:

(1) Het blijkt dat veel mensen niet in staat zijn op een correcte wijze besluiten te trekken. (2) Nochtans is het uitermate belangrijk dat wel te kunnen. (3) Men moet deze vaardigheid niet alleen beheersen om correct te redeneren. (4) Men heeft ze ook nodig om een tekst (of uiteenzetting) te begrijpen. (5) Wie een tekst leest, en niet weet wat er uit deze tekst volgt, begrijpt hem immers niet. (6) In het vak Logica leert men correcte besluiten te trekken. (7) Daarom zou iedereen het vak Logica moeten krijgen.

Eenvoudigheidshalve zijn alle beweringen genummerd. Tracht zelf uit te zoeken welke beweringen argumenten vormen voor andere beweringen. Ga ook na wat de premissen van de redenering zijn.
In deze redenering is er een enkel besluit (of conclusie). Het is de bewering waarvoor er argumenten worden gegeven, maar die zelf geen argument is voor andere beweringen uit de redenering. Ga na wat het besluit is van de redenering.

Om de vragen goed te beantwoorden is het nuttig de beweringen zo te vormen dat ze op zichzelf staan. (2) wordt dan “Het is uitermate belangrijk op een correcte wijze besluiten te kunnen trekken.” en (3) wordt “Men moet op een correcte wijze besluiten kunnen trekken om correct te redeneren.”

Het antwoord op de vragen staat onderaan dit bestand. U kan het ook zien door nu hier te klikken.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Argumenten tegenover verklaringen, oorzaken, en dergelijke

In de volgende tekst vormen de tweede en derde bewering een argument voor de eerste, met andere woorden ze vormen redenen om de eerste bewering te aanvaarden.

Jan is een racist. Hij gaat erg joviaal om met al zijn zogenaamd blanke buren, maar buren van vreemde afkomst groet hij zelfs niet. En als er wat gestolen of vernield is, gaat hij er steeds van uit dat het ‘weer een van die vreemdelingen’ is geweest.

In de volgende twee tekstjes vormt de tweede bewering geen argument voor de eerste.

De boom op het pleintje is omgewaaid. Een aantal wortels van de boom werden doorgehakt toen de riolering werd vernieuwd.

Jan heeft voor extreem rechts gestemd. Hij heeft racistische opvattingen.

De tweede bewering vormt in deze gevallen geen reden om de eerste te aanvaarden. Het doorhakken van de wortels is een oorzaak voor het omwaaien van de boom. Merk op dat het niet de enige oorzaak is. Aangezien de boom is omgewaaid, zal er ook wel een wat ongebruikelijk sterke wind hebben gestaan.
In beide gevallen geeft de tweede bewering ook een verklaring voor de eerste. Waarom is de boom omgewaaid? Omdat er wortels werden doorgehakt. Waarom heeft Jan voor extreem rechts gestemd? Omdat hij racistische opvattingen heeft.

Het zou ons te ver leiden hier een typologie te geven van allerlei verbanden die niet van argumentatieve aard zijn. Soms overlappen die bovendien. Het aangeven van een oorzaak vormt dikwijls een verklaring (zoals in het geval van de omgewaaide boom). Bovendien vormen verklaringen soms ook argumenten. Stel dat een kind in mei braambessen wil gaan plukken, en dat een volwassene zegt:

Je zal geen braambessen vinden. Die zijn pas rijp in augustus.

Dat de braambessen pas in augustus rijp zijn verklaart waarom er in mei geen te vinden zijn. Maar het vormt ook een argument: als het kind aanneemt dat de bessen pas in augustus rijp zijn, dan zal het aanvaarden dat er in mei geen te vinden zijn.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Argumenten in teksten

Wanneer we de argumenten in een tekst opzoeken, dan komt het erop aan na te gaan wat in de tekst als argument wordt voorgesteld of bedoeld. Later kunnen we beoordelen of het om een goed argument gaat (en eventueel of de auteur een goed argument heeft overzien).

Het begrijpen van een tekst vereist niet alleen dat men de zinnen ervan begrijpt. Het vereist bovendien dat men ziet welke verbanden tussen de zinnen door de auteur van de tekst bedoeld zijn. Hetzelfde geldt uiteraard voor gesproken teksten zoals die voorkomen in redevoeringen, pleidooien, discussies en losse gesprekken. De moeilijkheden die het gebruik van de natuurlijke taal oplevert (zie afdeling 4 van het handboek) treden ook hier op. Terloops, soms zijn er typische voegwoorden die wijzen op argumenten en besluiten (zie een volgende deeltje). In andere gevallen worden zinnen zonder dergelijke voegwoorden na elkaar geplaatst. Er wordt dan verondersteld dat de lezer die verbanden zelf wel ziet. In het bestand dat u nu leest, zijn er voorbeelden van beide constructies.

De vraag die men zich moet stellen bij het opsporen van argumenten in teksten is niet of men een bewering kan zien als een argument voor een andere bewering, maar wel of de auteur (of de spreker) dit zo bedoelt. Men zal dit beter kunnen beoordelen naarmate men meer weet over de auteur en over de lezers waarvoor de tekst werd geschreven.
Wat komen die lezers hier doen? In veel gevallen weten de lezers (of toehoorders) weinig of niets over de auteur, en de auteur weet dit ook. Als de auteur wil begrepen worden, dan zal hij of zij bij het opstellen van de tekst rekening houden met de manier waarop de lezers de tekst wellicht zullen interpreteren. Weten voor welk publiek de tekst is geschreven, kan dus nuttig zijn om hem goed te interpreteren. Wanneer de tekst bijvoorbeeld afkomstig is uit een blad van een politieke partij, dan is het belangrijk te weten om welke partij het gaat. Een zelfde zin zal, afhankelijk van het blad waarin hij verscheen, als bloedige ernst, als ironisch, of als een sarcastische grap moeten worden opgevat.

Een bijzondere moeilijkheid vloeit daaruit voort dat bepaalde auteurs (soms met opzet) de structuur van hun argumenten verdoezelen. Dit gebeurt onder meer omdat men geen argumenten heeft, de argumenten die men heeft op een deel van de lezers een averechts effect zouden hebben, of omdat de auteur bang is dat de lezer zou zien hoe zwak de argumenten wel zijn.

Persoonlijke propaganda ter gelegenheid van (onder meer) gemeenteraadsverkiezingen, levert hiervan voorbeelden bij de vleet. Die propaganda is erop gericht de lezer te doen stemmen voor een bepaald persoon. Voor wie men stemt heeft gevolgen voor het lokale bestuur van de volgende zes jaar. Het is dus belangrijk dat men de juiste beslissing neemt. Om uit te maken wat de juiste beslissing is, heeft men argumenten nodig. Enige studie van deze verkiezingspropaganda leert echter snel dat de foto dikwijls het beste argument is wat erop staat – aangezien dit een publieke tekst is voeg ik hier haastig aan toe dat de laatste zin ironisch bedoeld is.
Verdere voorbeelden vindt men in de meeste reclameboodschappen en in allerlei vormen van propaganda.

Er zijn verschillende middelen om de structuur van argumenten te verdoezelen. Ik geef slechts enkele voorbeelden. Een eerste middel is dat men de argumenten vervaagt. Men schrijft dus niet ‘wij zullen landbouwgrond omzetten in industrieterrein’ maar ‘wij zullen de werkgelegenheid in ons dorp bevorderen.’ Nog beter is uiteraard: ‘wij zullen ons inzetten voor de toekomst van onze gemeente.’ Het gebruik van slogans is in dit opzicht typisch. Een slogan geeft een richting aan, maar zegt niets precies. Er is dus een goede kans dat iedereen erin leest wat hij of zij graag wil horen.
Een tweede middel is dat men de indruk wekt dat er argumenten staan, zonder dat echt uitdrukkelijk te zeggen. In verkiezingspropaganda vermeldt men “12 jaar gemeenteraadslid” (maar zegt niet wat men in al die jaren heeft gerealiseerd). Of men vermeldt, terwijl men opkomt voor een lijst Gemeentebelangen, “uittredend provincieraadslid” (maar zegt niet voor welke partij).
Men versterkt de indruk dat er argumenten zijn door de juiste woorden te gebruiken. Bij verkiezingspropaganda zijn dat bijvoorbeeld: “zich inzetten”, “de toekomst”, en de naam van de gemeente. De brave burger zegt wellicht ‘dat ziet er niet slecht uit’ maar krijgt geen argumenten.

Men moet de bovenstaande voorbeelden niet lezen als een aanklacht tegen (lokale) politici. Als de kiezers negatief zouden reageren op dergelijke verkiezingspropaganda, zouden politici dat soort propaganda niet gebruiken.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Een argument volgens wie?

Bekijk de zin

(1) Jan gelooft dat Spanjaarden brutaal zijn omdat zijn Spaanse buurman brutaal is.

en de volgende drie deelzinnen:

(2) De Spaanse buurman van Jan is brutaal.
(3) Jan gelooft dat alle Spanjaarden brutaal zijn.
(4) Alle Spanjaarden zijn brutaal.

Volgende Van Dale leidt “omdat” in (1) een bijzin van reden in. Nochtans wordt in (1) niet gesteld dat (2) een argument voor (3) vormt. Er wordt alleen beweerd dat Jan (2) als een argument voor (4) aanziet. Terloops, (2) is vanzelfsprekend een slecht argument voor (4), zodat uit (1) meteen volgt dat Jan niet al te snugger is.

Als men (2) in (1) vervangt door (5),

(5) Jan heeft in Spanje en elders honderden Spanjaarden ontmoet, die allen brutaal waren.

dan bevestigt de zo gewijzigde zin (1) dat Jan (5) ziet als een argument voor (4). Is het er een argument voor? Om drie redenen is (5), net als (2), een slecht argument voor (4). Ten eerste is brutaal zijn een cultuur-geladen eigenschap – wat voor brutaal wordt gehouden in de ene (sub)cultuur, geldt als normaal in de andere (en omgekeerd). Ten tweede, heb ook ik honderden Spanjaarden ontmoet en de meesten waren helemaal niet brutaal. Ten derde, is zowat elke uitspraak van het slag van (4) – een uitspraak over alle mensen die tot een bepaalde groep behoren – een overtrokken veralgemening (die bovendien teruggaat op bijzonder dubieuze entiteiten zoals ‘volk’, ‘volksaard’, en dergelijke).
Afhankelijk van wat men verder weet over Jan, zou men (5) wel als een argument voor (3) kunnen zien. Heel wat mensen veralgemenen (ten onrechte) van (5) naar (4) en er is een kans dat Jan dit ook doet. Maar nogmaals: in de gewijzigde zin (1) wordt niet gesteld dat (5) een argument vormt voor (3) of voor (4), maar dat Jan (5) als een argument voor (4) aanziet.

Wat men uit deze afdeling moet onthouden is dat men een duidelijk onderscheid moet maken tussen twee dingen:
(i) dat A in een tekst wordt voorgesteld als argument voor B, en
(ii) dat in een tekst wordt gesteld dat iemand A aanziet als argument voor B.
Uit (ii) volgt in geen geval dat de auteur van de tekst A voorstelt als een argument voor B.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Woorden die op argumenten wijzen

Een aantal woorden wijzen erop dat een zin een argument of een besluit vormt. De moeilijkheid hierbij is dat de meeste van die woorden ook andere functies kunnen hebben, en dat dikwijls geen enkel dergelijk woord voorkomt.

De woorden in vetjes in de volgende voorbeelden wijzen (bijna steeds) op een besluit:

Let erop dat “dus” ook een bijwoord kan zijn: “Het dus gewijzigde ontwerp werd aanvaard.”

In het volgende voorbeeld wijzen de woorden in vetjes op een argument en een besluit:

Hierna volgen enkele paren van voorbeelden waarin de woorden in vetjes in het eerste geval op een argument of besluit wijzen, maar dat niet doen in het tweede geval.

Men lette er in elk geval op constructies met “aangezien” (en dergelijke) in geen geval te verwarren met voorwaardelijke zinnen. Vergelijk bijvoorbeeld:

(1) Aangezien Jan een 4 behaalde voor Historische Kritiek, zal hij niet slagen.
(2) Als Jan een 4 behaalde voor Historische Kritiek, zal hij niet slagen.

Zin (1) bevestigt dat Jan een 4 behaalde voor Historische Kritiek, en dat dit een argument vormt voor de bewering dat hij niet zal slagen. In zin (2) wordt niet bevestigd dat Jan een 4 behaalde voor Historische Kritiek. Er is in zin (2) dan ook geen sprake van een argument of een besluit, maar alleen van een implicatie.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Verzwegen premissen

Laten we weer beginnen met een voorbeeld:

Zalm bevat veel PCB’s. Men kan dus zalm beter met mate eten.

De ‘dus’ duidt aan dat de eerste zin als argument voor de tweede wordt voorgesteld. Dat het hier om een goed argument gaat kan men niet zien aan de bovenstaande zinnen op zich. Daartoe moet men weten dat PCB’s erg schadelijk zijn voor de gezondheid (en ervan uitgaan dat de auteur van de tekst dit ook weet).

Stel dat we de ‘dus’ in bovenstaand voorbeeld weglaten. Het is dan nog steeds plausibel dat de auteur van de tekst de eerste bewering als een argument voor de tweede bedoelde. Iedereen weet immers intussen wel dat PCB’s schadelijk zijn voor de gezondheid. Als de auteur van de tekst deze samenhang niet bedoelde, dan valt het moeilijk te begrijpen waarom de twee zinnen na elkaar worden gezet.

In het voorgaande voorbeeld, zoals het er staat of met de ‘dus’ weggelaten, wordt een premisse verzwegen: “PCB’s zijn schadelijk voor de gezondheid.” Meestal zegt men dat de premisse wordt verzwegen omdat ze algemeen aanvaard is – wat iedereen weet hoeft niet nog eens uitdrukkelijk te worden gezegd.

Dat premissen soms worden verzwegen brengt echter heel wat moeilijkheden mee. Een eerste moeilijkheid is dat lezers (of luisteraars) dikwijls niet de moeite nemen een verzwegen premisse uitdrukkelijk te formuleren. Voor een auteur die niet ter goeder trouw is, ligt hier een gemakkelijke weg om goedgelovige (of intellectueel luie) lezers te misleiden. Bekijk even het volgende voorbeeld:

Fruit bevat veel vitamines. Men kan fruit beter met mate eten.

Als dit een argument is, is het dan een goed argument? Het ziet er net uit als het vorige voorbeeld, maar is vanzelfsprekend geen goed argument. Teveel vitamines eten is nutteloos, maar volstrekt onschadelijk. Dat fruit veel vitamines bevat, vormt dus geen reden om het verbruik van fruit te beperken.
Maar is het bovenstaande wel bedoeld als argument (door de auteur van de ‘tekst’)? Er staat geen enkel voegwoord dat wijst op een argument of besluit. De opeenvolging van zinnen (die beide over fruit gaan) suggereert dat de eerste bewering als argument voor de tweede is bedoeld, maar garandeert dat niet echt. Als men de auteur zou tegenwerpen dat het om een slecht argument gaat, dan kan die steeds beweren dat er geen argument werd bedoeld, dat het om twee losse beweringen gaat. We treffen deze ‘techniek’ regelmatig aan in extreem rechtse (en helaas ook in andere politieke) schrijfsels. Er wordt iets gesuggereerd, het steunt eigenlijk nergens op, maar men kan er de auteur niet op ‘pakken.’

Een tweede moeilijkheid volgt gedeeltelijk uit de voorgaande. Wanneer er verzwegen premissen zijn, dan moet men nog veel meer weten over de auteur van de tekst en over het publiek tot wie de tekst is gericht, om te beoordelen welke argumentatieve verbanden bedoeld zijn. Hier is een voorbeeld: “Bloedtransfusie is moreel niet toelaatbaar. De Schrift zegt: gij zult het bloed van uw broeder niet drinken.”

Een derde moeilijkheid is dat verzwegen premissen soms zinnen die formeel geen argumenten zijn, kunnen omvormen tot argumenten. In de afdeling over woorden die op argumenten wijzen werd beklemtoond dat de voorwaardelijke zin “Als A dan B” niet mag worden verward met een argument. Verzwegen premissen kunnen hier voor uitzonderingen zorgen. Ik geef hierna twee voorbeelden. In het eerste is het antecedent van de zin algemeen aanvaard. Daarom kunnen we het voorbeeld lezen als een argument: het consequent van de zin volgt deductief uit de zin die er staat samen met de verzwegen premisse. In het tweede voorbeeld is de situatie analoog, behalve dat het consequent algemeen wordt aanvaard als ongewenst. Uit die verzwegen premisse, samen met de implicatieve zin, volgt het impliciete besluit dat de wereldeconomie dringend moet worden hervormd (in de gewenste richting).

Als PCB’s schadelijk zijn voor de gezondheid, kan men beter zalm met mate eten.
Als de wereldeconomie niet dringend wordt hervormd, dan zal de bevolking van Azië en Afrika binnen de vijftig jaar worden gedecimeerd of in opstand komen.

Soms laat men alle argumenten weg en beweert men dat ze overbodig zijn. Men zegt bijvoorbeeld

(1) Alles wijst erop dat er geen leven is op Mars.

met andere woorden, alle bekende gegevens vormen argumenten voor de bewering dat er geen leven is op Mars. Dit is inderdaad een ware bewering, tenminste wanneer men met “leven” bedoelt het voorkomen van levende wezens van enige complexiteit. Daarentegen is de bewering “Alles wijst erop dat iedereen egoïstisch is” duidelijk vals. Dat mensen toch dergelijke beweringen doen komt ofwel omdat ze dom zijn, ofwel omdat ze hopen dat de lezer of toehoorder te lui zal zijn om tegenargumenten te zoeken.

Soms gaat men wat net voorzichtiger te werk, en zegt men bijvoorbeeld:

(2) Niets wijst erop dat er leven is op Mars.

met andere woorden, geen enkel bekend gegeven vormt een argument voor de bewering dat er een leven is op Mars.
Hoewel (2) logisch zwakker is dan (1), worden de meeste mensen om psychologische redenen gemakkelijker overtuigd door (1) dan door (2). Wie met (2) wordt geconfronteerd, zal sneller geneigd zijn naar een argument voor leven op Mars te zoeken. Als men er een vindt, dan zal men (2) in twijfel trekken. Wie met (1) wordt geconfronteerd en een argument voor leven op Mars ziet, zal soms geneigd zijn om te denken dat de auteur (of spreker) bedoelt: er zijn wel enkele argumenten contra, maar de argumenten pro wegen zoveel zwaarder door dat er geen twijfel mogelijk is. Veel lezers (of toehoorders) zijn dan geneigd te denken “Ik weet er niet zoveel van. Als de auteur dat zo stellig beweert, zal hij het wel weten.”
Merk op dat, bij al dergelijke psychologische mechanismen, de autoriteit van de auteur een grote rol kan spelen. Als een student Germaanse beweert dat er geen enkel overtuigend argument is voor de bewering dat roken tot kanker leidt, dan zal wellicht iedereen zijn of haar schouders ophalen. Als een professor in de Interne Geneeskunde hetzelfde beweert, dan zal dit bij een aantal mensen (ten onrechte) twijfel zaaien.

Het besluit is dat men als auteur zo spaarzaam mogelijk gebruik moet maken van verzwegen argumenten, en dat men ze als lezer steeds moet expliciteren.


[Top] [hier]     [ < ] [ > ]     [Terug]     [commentaar]

Verzwegen besluiten

Dikwijls wordt het besluit niet uitdrukkelijk vermeld. Dit is onder meer het geval in de laatste twee voorbeelden uit de vorige afdeling. In het algemeen wordt een besluit verzwegen als het voor de hand ligt.

De lezer (of toehoorder) moet beter wantrouwig staan tegen over verzwegen besluiten, net zoals tegenover verzwegen premissen.
Veronderstel dat, in een bepaalde context, A overduidelijk een argument vormt voor B. Er is een psychologisch mechanisme dat ervoor zorgt dat de lezer die, in die context, met A wordt geconfronteerd, meer overtuigd zal zijn van B wanneer hij of zij het besluit zelf trekt (en de auteur het dus verzwijgt).
Dit mechanisme kan verschillende oorzaken hebben. Wanneer B uitdrukkelijk wordt vermeld, dan heeft de wantrouwige lezer de tijd om zich vragen te stellen als de volgende: (i) Is A wel waar? (ii) Vormt A wel een overtuigend argument voor B? (iii) Zijn er geen tegenargumenten tegen B? Als de lezer zelf het besluit trekt, heeft hij of zij die tijd niet. Bovendien, het feit dat de lezer zelf uit A besluit tot B, heeft op zich een zekere overtuigingskracht. De lezer trekt immers een besluit dat hem of haar correct lijkt, en als de lezer geen bezwaren heeft tegen A, dan zal hij of zij zich realiseren ook geen bezwaren te kunnen hebben tegen B. Het is een taak voor psychologen de precieze werking van dit mechanisme verder uit te spitten, maar het is voor iedereen nuttig te weten dat het bestaat. Alleen zo kan men er zich tegen wapenen.


[Top] [hier]     [ < ]     [Terug]     [commentaar]

Hoe goed is een argument?

Om argumenten te beoordelen op hun kwaliteit, moet men uitmaken in welke mate ze het besluit ondersteunen en in welke mate ze zelf aanvaardbaar zijn. Op dit laatste aspect wordt hier niet ingegaan. Om het eerste aspect te beoordelen, kan men inferenties best opdelen in enkele grote categorieën.

Deductief en formeel

Wanneer een besluit deductief en op basis van zijn vorm volgt uit de argumenten ervoor, dan heeft men een betrouwbaar criterium bij de hand: men gaat na of de inferentie correct is overeenkomstig het toepasbare inferentiesysteem.

Toch zijn ook hier enkele dingen waarop men moet letten.
(i) Is het argument correct vertaald van de natuurlijke taal naar de formele taal. Bijvoorbeeld: bevat de tekst in de natuurlijke taal geen dubbelzinnige of vage woorden.
(ii) Hebben de logische constanten (bijvoorbeeld connectieven) in de natuurlijke taal dezelfde betekenis als die in het inferentiesysteem. Bijvoorbeeld: zo goed als geen implicatie in het Nederlands heeft de betekenis van de materiële implicatie uit de klassieke logica.
(iii) Sommige inferentiesystemen (bijvoorbeeld) de predikatenlogica, zijn niet beslisbaar. Men heeft dus wel een betrouwbaar criterium, maar het is niettemin soms ‘moeilijk’ om het toe te passen.

Deductief en niet-formeel

Hier moet men nagaan of de logische vorm samen met de betekenis van de verwijzende termen correctheid garandeert. Alle moeilijkheden die zich voordoen bij formele deductieve inferenties treden vanzelfsprekend ook hier op. Vooral de vaagheid en ambiguïteit van de verwijzende termen kan bijkomende moeilijkheden opleveren.
Men kan trachten deze inferenties soms te herleiden tot formeel correcte door premissen toe te voegen die het logisch verband tussen de verwijzende termen uitdrukken. Zo kan men
(1a) Els is de schoondochter van Piet.
(1b) Dus: Piet heeft een zoon.
omvormen tot
(2a) Els is de schoondochter van Piet.
(2b) Als iemand de schoondochter is van iemand anders, dan is de eerste gehuwd met iemand die de zoon is van de tweede.
(2c) Dus: Piet heeft een zoon.
Wanneer men dit (correct) vertaalt naar een predikatieve taal, dan bekomt men een formeel correct argument. Het zoeken van dergelijke premissen (die logisch waar zijn omwille van de betekenis van de verwijzende termen) is bijzonder nuttig. Het laat ons immers toe uitdrukkelijk na te gaan of er een premisse is die logisch waar is en tegelijkertijd de inferentie formeel correct maakt.

Niet-deductieve inferenties waarvoor formele technieken bestaan

Voor een aantal niet-deductieve inferenties kan men zich behelpen met waarschijnlijkheidsrekening of met statistische methoden. Alle hoger vermelde moeilijkheden treden ook hier op. Bovendien is dat domein wat te gespecialiseerd om er hier uitvoerig op in te gaan.

Andere inferenties

Het betreft hier meestal argumenten die op zich onvoldoende zijn om tot de conclusie te besluiten. Hier valt weinig meer te doen dan
(i) na te gaan in welke mate de conclusie wordt ondersteund door de argumenten en
(ii) na te gaan of er geen tegenargumenten zijn tegen de conclusie.
Indien de geleverde argumenten zwak zijn, dan kunnen zich twee gevallen voordoen. Indien men geen mening terzake heeft, dan kan men het daar maar best bij houden. Indien men de tegenovergestelde mening is toegedaan, dan weet men nu dat er een (zwak) tegenargument is. Het weegt misschien te zwak om ons te verplichten onze mening te herzien, maar het vormt wel een uitdaging: we moeten er minstens een beter argument voor onze mening kunnen tegenover plaatsen.

Vanzelfsprekend speelt ook het belang van het besluit een rol. Om rationeel te zijn moeten we niet alleen argumenten juist beoordelen en zo tot correcte opvattingen komen. We moeten ook belangrijke dingen van onbelangrijke onderscheiden en niet te veel van onze schaarse tijd steken in de onbelangrijke.


[Top]     [ < ]     [Terug]     [commentaar]

Antwoord op de vragen uit “Argumenten voor argumenten”

De premissen zijn (1), (3), (5) en (6).
De conclusie is (7).
(5) is een argument voor (4).
(3) en (4) zijn argumenten voor (2).
(1), (2) en (6) zijn argumenten voor (7).


Laatst gewijzigd op 1 november 2000